Ziekenhuiservaringen
1.De pijnpomp
Martine schrijft:
Rondom mij hoor ik al vaker over slaapproblemen bij
stresstoestanden, onafhankelijk van de leeftijd. Ter bestrijding hiervan
beschik je over een hele variëteit, gaande van plantaardige kalmeertheetjes
over kortwerkende inslaappilletjes tot versuffende zware kanonnen. Het is
verleidelijk om naar een “onschuldig” en “tijdelijk” slaapmiddel te grijpen.
De zorg voor Harold maakt dat ik vaak tot laat in de
avond zit te werken en slechts laat of helemaal niet aan een beetje
verstrooiing toekom. In combinatie met een zekere schoolstress van twee jaar
geleden heeft dit chronische problemen met in- of doorslapen veroorzaakt,
waardoor ik me ’s morgens tot een uur of tien als een zombie voel. Eén
voordeel: dit helpt bij de empathie tegenover mijn puberleerlingen die naar het
schijnt ook bij de avondmensen behoren.
De eerste 36 uur na de ingreep hebben echter mijn angst
voor de nacht nog verdiept. Beschouw dit dus maar als het therapeutisch
gedeelte van de blog.
Mijn operatie op maandag 26/08 heeft geduurd van 10h.30 tot 20h., zo werd me meegedeeld toen ik mijn ogen opende rond 23h. op de afdeling Intensieve Zorgen.
Die van Ward was een stuk vroeger begonnen en een stuk later geëindigd,
uiteraard. Ik onderging een laparoscopische ingreep, beter bekend als
“kijkoperatie”, waarbij de nodige handelingen met licht, camera, robot en drie
liter lucht in de buik verricht werden. Het wondensaldo bestaat uit één gaatje
aan de galblaas en vier op een rij ter hoogte van de onderkant van de lever.
Eenmaal losgemaakt wordt de kostbare materie door de buikholte naar beneden
gebracht en via een keizersnede uitgenomen. Bevallen van een levertje!
Daar lig ik dan aan de instrumenten, vermassacreerd, pijn en ongemak alom,
helder van geest. Om de vijf minuten schalt een heel luide bel om de
toezichthoudende verplegers naar mijn dashboarden te roepen. Lompe luchtballonnen gaan op reis in mijn buik, maken pompsteengeluiden en duwen
tegen de beschadigde organen. Soms springt er iets voorbij, vergelijkbaar met
een schoppende baby in de buik. Telkens wanneer een slaperige ontspanning
intreedt, zo om de vier minuten ongeveer, en de ademhaling dreigt te verdiepen,
schiet ik wakker door de druk van de ingespoten lucht op de pijnlijke organen.
Ik tel de minuten af in de donkere nacht.
Eindelijk breekt de morgen aan, waarbij ik hoor dat
rondom mij op een tiental andere plaatsen dergelijke bellen rinkelen. Verplegers
rennen af en aan, geraken er niet op tijd of doen zelfs niet de moeite om het
signaal af te zetten. Uitgeput vraag ik om mijn bel wat verstillen. Wat? Die
staat al op 20% van het volume!
Rond 9 h. start de verpleger van dienst mijn
verzorging. Hij zet de TV aan, stelt pro
forma de vraag of het mij stoort en wacht mijn antwoord niet af.
Verbijsterd constateer ik dat mijn antwoord er toch niet toe doet. Blijkt dat
zijn interesse voornamelijk uitgaat naar de sportbeelden. Gekluisterd aan het scherm
verricht hij routinematig de nodige handelingen aan mijn lijf, welke weet ik al
niet meer. Zijn gebrek aan aandacht stoort mij mateloos. Hij merkt niet dat ik het
hoe langer hoe kouder krijg, waarbij ik begin te klappertanden.
Eén van zijn
taken is het om de patiënt te wassen. Hij neemt de lakens weg en begint me in
te zepen. Wat blijkt? De draden van de EKG zitten nog op mij huid. Ondertussen
koel ik verder af en lig veel te lang onbedekt om goed te zijn. Bij het
vervangen van de verbanden heeft hij de helft van het materiaal niet bij de
hand: weer hetzelfde scenario. Zijn gedachtenloze manier van handelen doet me
honderd machteloze angsten uitstaan als ik hem mijn bed zie naderen. Ik hyperventileer.
In
de centrale ruimte hebben ze al een tijdje in de gaten dat er iets mis is en plots
staan er vier bewakers met gekruiste armen naar mij te kijken, waaronder hij.
De kinesist wordt erbij gehaald, die me doet uitademen en erin slaagt me te
kalmeren. Het is wel nog maar 11 uur, ik ben van mijn man nog niet af, vrees
represailles en verzwijg dat hij aan de basis ligt van dit alles.
Mij wordt gevraagd of ik pijn heb. Natuurlijk heb ik
pijn, maar nog meer ongemak. Een intraveneuze pijnpomp wordt in de hals aangebracht,
naast het infuus. Ik reageer verwonderd op de uitleg dat ik vanaf nu maar op
het knopje heb te duwen om mijn pijnstilling zelf te doseren. Dat doe ik met
graagte zo af en toe, weet ik verder veel! Ondertussen hoop ik dat zijn shift
zo snel mogelijk passeert, tegelijk met mijn lijdensweg.
In de late namiddag is mijn toestand voldoende stabiel
om naar de kamer te verhuizen. Een aantal kabeltjes worden afgekoppeld. Ik kan
al eens op de linker- of rechterzij draaien met nog genoeg over dat me dwingt
tot immobiliteit: zuurstof, maag- en blaassonde, katheder in de hals voor
bloedcontrole, één drain voor een
lekkende wonde, de fameuze pijnpomp, samen met een pompend infuus dat aan een
allegrotempo van ongeveer 90 achter mijn oor mijn hartritme opjaagt. Om de
onrust te bezweren probeer ik liedjes te verzinnen op half tempo, waarbij de vijfdelige
maat het mij niet makkelijk maakt. Het is ook nooit goed hee!
Om acht uur doet de verpleegster nog eens de ronde. Bij
haar vroege “slaapwel” overvalt me paniek. Nogmaals een nacht zoals de vorige!
De niet aflatende terreur van de luchtballonnen in mijn buikholte bestrijd ik
door mijn natuurkundig inzicht aan te spreken. Van zodra de druk te groot
wordt, zo om de drie minuten dus, draai ik me links, rechts, of verander ik de
stand van het hoofdeinde van het elektrisch bed. Dankzij de pijnpomp zink ik af
en toe weg in een hallucinerende droom met angstaanjagende kleurige
lichtflitsen. Weer een nacht waarin ik de minuten aftel, alleen ditmaal. Dit is
de hel!
Op woensdagmorgen aan mijn bed reageert Prof. Troisi
furieus op de pijnpomp. Morfine is overkill
en een veel te zware belasting voor de lever! Ook hem verzwijg ik de waarheid: daar
is gewoon geen tijd voor. Aan de verpleegsters beloof ik om ze niet meer te
gebruiken, zodat verdere pijncontrole via het infuus verloopt. Slechts in de
late namiddag komt de anesthesist om het gewraakte geval af te koppelen. Die
nacht krijg ik een slaapmiddel. De volgende dag slaag ik erin mijn probleem
onder woorden te brengen tegenover mijn superviserende arts Dr. Van Leirberghe.
Hij schrijft een kalmeermiddel voor. Het groot verschil is dat ik na drie uur
wakker word i.p.v. na vijf! Ik troost me echter dat het ergste achter de rug
is.
Sindsdien overvalt me elke avond een duidelijke paniek bij het uitdoven van de dag. Ik vlucht in afleiding, stel het
slapengaan uit; de overgang van waken naar slapen dient zo kort mogelijk te
duren; ik beredeneer dat alles nu toch veilig is, dat wakker worden niet zo erg
is. Ik vertrouw de nacht niet meer: veel te bedreigend. Hoogstens slaap ik vier
uur door. Dan overwinnen de luchtballonnen weer voor een uur of twee.
Dit begint in de buurt te komen van een posttraumatisch
stress syndroom, waaraan ik de komende tijd hard moet werken. Hiermee afrekenen
beschouw ik als een deel van mijn genezing.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten