maandag 9 september 2013

Ziekenhuiservaringen

1.De  pijnpomp

Martine schrijft:

Rondom mij hoor ik al vaker over slaapproblemen bij stresstoestanden, onafhankelijk van de leeftijd. Ter bestrijding hiervan beschik je over een hele variëteit, gaande van plantaardige kalmeertheetjes over kortwerkende inslaappilletjes tot versuffende zware kanonnen. Het is verleidelijk om naar een “onschuldig” en “tijdelijk” slaapmiddel te grijpen.

De zorg voor Harold maakt dat ik vaak tot laat in de avond zit te werken en slechts laat of helemaal niet aan een beetje verstrooiing toekom. In combinatie met een zekere schoolstress van twee jaar geleden heeft dit chronische problemen met in- of doorslapen veroorzaakt, waardoor ik me ’s morgens tot een uur of tien als een zombie voel. Eén voordeel: dit helpt bij de empathie tegenover mijn puberleerlingen die naar het schijnt ook bij de avondmensen behoren.

De eerste 36 uur na de ingreep hebben echter mijn angst voor de nacht nog verdiept. Beschouw dit dus maar als het therapeutisch gedeelte van de blog.

Mijn operatie op maandag 26/08 heeft geduurd van 10h.30 tot 20h., zo werd me meegedeeld toen ik mijn ogen opende rond 23h. op de afdeling Intensieve Zorgen. Die van Ward was een stuk vroeger begonnen en een stuk later geëindigd, uiteraard. Ik onderging een laparoscopische ingreep, beter bekend als “kijkoperatie”, waarbij de nodige handelingen met licht, camera, robot en drie liter lucht in de buik verricht werden. Het wondensaldo bestaat uit één gaatje aan de galblaas en vier op een rij ter hoogte van de onderkant van de lever. Eenmaal losgemaakt wordt de kostbare materie door de buikholte naar beneden gebracht en via een keizersnede uitgenomen. Bevallen van een levertje!

Daar lig ik dan aan de instrumenten, vermassacreerd, pijn en ongemak alom, helder van geest. Om de vijf minuten schalt een heel luide bel om de toezichthoudende verplegers naar mijn dashboarden te roepen. Lompe luchtballonnen gaan op reis in mijn buik, maken pompsteengeluiden en duwen tegen de beschadigde organen. Soms springt er iets voorbij, vergelijkbaar met een schoppende baby in de buik. Telkens wanneer een slaperige ontspanning intreedt, zo om de vier minuten ongeveer, en de ademhaling dreigt te verdiepen, schiet ik wakker door de druk van de ingespoten lucht op de pijnlijke organen. Ik tel de minuten af in de donkere nacht.

Eindelijk breekt de morgen aan, waarbij ik hoor dat rondom mij op een tiental andere plaatsen dergelijke bellen rinkelen. Verplegers rennen af en aan, geraken er niet op tijd of doen zelfs niet de moeite om het signaal af te zetten. Uitgeput vraag ik om mijn bel wat verstillen. Wat? Die staat al op 20% van het volume!

Rond 9 h. start de verpleger van dienst mijn verzorging. Hij zet de TV aan, stelt pro forma de vraag of het mij stoort en wacht mijn antwoord niet af. Verbijsterd constateer ik dat mijn antwoord er toch niet toe doet. Blijkt dat zijn interesse voornamelijk uitgaat naar de sportbeelden. Gekluisterd aan het scherm verricht hij routinematig de nodige handelingen aan mijn lijf, welke weet ik al niet meer. Zijn gebrek aan aandacht stoort mij mateloos. Hij merkt niet dat ik het hoe langer hoe kouder krijg, waarbij ik begin te klappertanden. 

Eén van zijn taken is het om de patiënt te wassen. Hij neemt de lakens weg en begint me in te zepen. Wat blijkt? De draden van de EKG zitten nog op mij huid. Ondertussen koel ik verder af en lig veel te lang onbedekt om goed te zijn. Bij het vervangen van de verbanden heeft hij de helft van het materiaal niet bij de hand: weer hetzelfde scenario. Zijn gedachtenloze manier van handelen doet me honderd machteloze angsten uitstaan als ik hem mijn bed zie naderen. Ik hyperventileer. 

In de centrale ruimte hebben ze al een tijdje in de gaten dat er iets mis is en plots staan er vier bewakers met gekruiste armen naar mij te kijken, waaronder hij. De kinesist wordt erbij gehaald, die me doet uitademen en erin slaagt me te kalmeren. Het is wel nog maar 11 uur, ik ben van mijn man nog niet af, vrees represailles en verzwijg dat hij aan de basis ligt van dit alles.

Mij wordt gevraagd of ik pijn heb. Natuurlijk heb ik pijn, maar nog meer ongemak. Een intraveneuze pijnpomp wordt in de hals aangebracht, naast het infuus. Ik reageer verwonderd op de uitleg dat ik vanaf nu maar op het knopje heb te duwen om mijn pijnstilling zelf te doseren. Dat doe ik met graagte zo af en toe, weet ik verder veel! Ondertussen hoop ik dat zijn shift zo snel mogelijk passeert, tegelijk met mijn lijdensweg.

In de late namiddag is mijn toestand voldoende stabiel om naar de kamer te verhuizen. Een aantal kabeltjes worden afgekoppeld. Ik kan al eens op de linker- of rechterzij draaien met nog genoeg over dat me dwingt tot immobiliteit: zuurstof, maag- en blaassonde, katheder in de hals voor bloedcontrole, één drain voor een lekkende wonde, de fameuze pijnpomp, samen met een pompend infuus dat aan een allegrotempo van ongeveer 90 achter mijn oor mijn hartritme opjaagt. Om de onrust te bezweren probeer ik liedjes te verzinnen op half tempo, waarbij de vijfdelige maat het mij niet makkelijk maakt. Het is ook nooit goed hee!

Om acht uur doet de verpleegster nog eens de ronde. Bij haar vroege “slaapwel” overvalt me paniek. Nogmaals een nacht zoals de vorige! De niet aflatende terreur van de luchtballonnen in mijn buikholte bestrijd ik door mijn natuurkundig inzicht aan te spreken. Van zodra de druk te groot wordt, zo om de drie minuten dus, draai ik me links, rechts, of verander ik de stand van het hoofdeinde van het elektrisch bed. Dankzij de pijnpomp zink ik af en toe weg in een hallucinerende droom met angstaanjagende kleurige lichtflitsen. Weer een nacht waarin ik de minuten aftel, alleen ditmaal. Dit is de hel!

Op woensdagmorgen aan mijn bed reageert Prof. Troisi furieus op de pijnpomp. Morfine is overkill en een veel te zware belasting voor de lever! Ook hem verzwijg ik de waarheid: daar is gewoon geen tijd voor. Aan de verpleegsters beloof ik om ze niet meer te gebruiken, zodat verdere pijncontrole via het infuus verloopt. Slechts in de late namiddag komt de anesthesist om het gewraakte geval af te koppelen. Die nacht krijg ik een slaapmiddel. De volgende dag slaag ik erin mijn probleem onder woorden te brengen tegenover mijn superviserende arts Dr. Van Leirberghe. Hij schrijft een kalmeermiddel voor. Het groot verschil is dat ik na drie uur wakker word i.p.v. na vijf! Ik troost me echter dat het ergste achter de rug is.

Sindsdien overvalt me elke avond een duidelijke paniek bij het uitdoven van de dag. Ik vlucht in afleiding, stel het slapengaan uit; de overgang van waken naar slapen dient zo kort mogelijk te duren; ik beredeneer dat alles nu toch veilig is, dat wakker worden niet zo erg is. Ik vertrouw de nacht niet meer: veel te bedreigend. Hoogstens slaap ik vier uur door. Dan overwinnen de luchtballonnen weer voor een uur of twee.


Dit begint in de buurt te komen van een posttraumatisch stress syndroom, waaraan ik de komende tijd hard moet werken. Hiermee afrekenen beschouw ik als een deel van mijn genezing. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten